Context of Kosovo

Kosovo (Albanees: Kosova, Kosovë; Servisch: Косово, Kosovo), officieel de Republiek Kosovo (Albanees: Republika e Kosovës; Servisch: Република Косово), is een gedeeltelijk erkend land in Zuidoost-Europa. Het grenst aan Montenegro, Albanië, Noord-Macedonië en Servië. De hoofdstad is Pristina.

Kosovo riep op 17 februari 2008 een eenzijdige onafhankelijkheid uit van Servië. De etnisch Albanese bevolking, waar Kosovo voor ruim 90% uit bestaat, streefde al enige tijd naar afsplitsing van Servië. Deze onafhankelijkheid wordt door 99 van de 193 leden van de Verenigde Naties erkend. Aan de andere kant erkent Servië deze onafhankelijkheid niet en beschouwt het Kosovo als Servische provincie onder de naam Kosovo i Metohija. Servië verloor de macht over Kosovo echter al geruime tijd, namelijk toen het onder internationaal bestuur kwam na de Kosovo-oorlog in 1999.

Omdat Kosovo onder Resolutie 1244 staat en er voorwaarden zijn vastgesteld v...Lees meer

Kosovo (Albanees: Kosova, Kosovë; Servisch: Косово, Kosovo), officieel de Republiek Kosovo (Albanees: Republika e Kosovës; Servisch: Република Косово), is een gedeeltelijk erkend land in Zuidoost-Europa. Het grenst aan Montenegro, Albanië, Noord-Macedonië en Servië. De hoofdstad is Pristina.

Kosovo riep op 17 februari 2008 een eenzijdige onafhankelijkheid uit van Servië. De etnisch Albanese bevolking, waar Kosovo voor ruim 90% uit bestaat, streefde al enige tijd naar afsplitsing van Servië. Deze onafhankelijkheid wordt door 99 van de 193 leden van de Verenigde Naties erkend. Aan de andere kant erkent Servië deze onafhankelijkheid niet en beschouwt het Kosovo als Servische provincie onder de naam Kosovo i Metohija. Servië verloor de macht over Kosovo echter al geruime tijd, namelijk toen het onder internationaal bestuur kwam na de Kosovo-oorlog in 1999.

Omdat Kosovo onder Resolutie 1244 staat en er voorwaarden zijn vastgesteld voor de onafhankelijkheid, verwijst de Kosovaarse vlag naar alle zes de dominerende bevolkingsgroepen namelijk de Albanezen, Serviërs, Bosniakken, Roma, Gorani en Turken. Ook het officiële volkslied is tekstloos. Dit omdat Kosovo zich als multi-etnische staat dient te presenteren.

More about Kosovo

Basic information
  • Currency Euro
  • Calling code +383
  • Mains voltage 230V/50Hz
Population, Area & Driving side
  • Population 1883018
  • Gebied 10909
  • Driving side right
Historie
  • Vroege geschiedenis
      Zie Geschiedenis van Kosovo voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
     Het Koninkrijk Dardanië (3e eeuw v.Chr.)

    Het gebied dat overeenkomt met het huidige Kosovo werd...Lees meer

    Vroege geschiedenis
      Zie Geschiedenis van Kosovo voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
     Het Koninkrijk Dardanië (3e eeuw v.Chr.)

    Het gebied dat overeenkomt met het huidige Kosovo werd oorspronkelijk bewoond door de Indo-Europese volkeren Illyriërs en Thraciërs. In 231 v.Chr. ontstond Dardanië, een koninkrijk geregeerd door een gemengd Illyrisch-Thracische stam. Na veroveringen gedurende de oudheid door het Romeinse en Byzantijnse Rijk volgden in de 7e eeuw van de middeleeuwen Slavische expansie naar de Balkan. In het jaar 836 werd Kosovo onderdeel van het Eerste Bulgaarse Rijk. In de 13e eeuw werd het vervolgens geannexeerd door het middeleeuwse Servische koninkrijk. Het bleef sindsdien ook onderdeel van het Servische keizerrijk, het moravische Servië en later het despotaat Servië. Onder de Albanese prinsen van de Dukagjini-dynastie wist het vorstendom Dukagjini uit te breiden vanuit noord-Albanië naar grote delen van het westen van Kosovo, andere delen van het gebied werden geregeerd door de Branković-dynastie. Aan het einde van de 14e eeuw verloor het moravische Servië de regio na slag op het Mereveld aan het Ottomaanse Rijk. De Ottomanen zouden het gebied na de gewonnen veldslag, en hierna het grootste gedeelte van de Balkan, vijf eeuwen lang bezetten en de islam introduceren op de inheemse bevolking. Met name de Albanezen, Bosniakken en Roma, maar ook enkele Slavische volkeren gingen over tot de islam, waar de Serviërs grootendeels oosters-orthodox bleven.

     Slag van Kosovo Polje in 1389 door Adam Stefanovic (1870)Val van het Ottomaanse Rijk

    In 1877 werd Kosovo administratief hervormd; het was daarmee de facto de eerste keer dat het gebied zelfbesturend was. Kosovo, op dat moment een Ottomaanse provincie, viel onder verdeling van de Albanese vilajets binnen het Ottomaanse Rijk. In 1912 verklaarde Albanië zich onafhankelijk van het Ottomaanse Rijk. Na het einde van de Tweede Balkanoorlog bepaalde de Vrede van Londen de landsgrenzen op de Balkan. Ondanks dat Albanië zijn onafhankelijkheid behield werd tijdens de conferentie besloten dat gebieden met een etnisch Albanese meerderheid, waaronder Kosovo, zouden worden opgedeeld aan Servië, Montenegro en Griekenland. Servië kreeg vanaf 1913, na de val van het Ottomaanse Rijk, de heerschappij over Kosovo.

     Kosovo als vilajet binnen het Ottomaanse Rijk (1877)

    Het zinde Servië niet dat het Congres van Berlijn aan Oostenrijk het recht verleende om Bosnië en Herzegovina - waar ook veel Serviërs woonden - te bezetten. Deze kwestie werd in 1914 de aanleiding tot de moord op de Oostenrijkse troonopvolger Frans Ferdinand te Sarajevo. Daarop brak de Eerste Wereldoorlog uit.

     Situatie na de Eerste Balkanoorlog, 1913

    Toen Duitse en Bulgaarse troepen Servië in de winter van 1915-1916 veroverden, leidde dat tot een grote exodus van Servische burgers en het Servische leger uit Kosovo. Honderdduizenden Servische soldaten stierven door honger, extreem weer en Albanese vergeldingsaanvallen, toen ze zich terugtrokken en zich bij de geallieerde Britse en Franse troepen voegden, die waren geland op Korfoe en bij Thessaloniki.

    Koninkrijk van de Serviërs, Kroaten en Slovenen

    Na de Eerste Wereldoorlog smolten Servië, Montenegro, Slovenië, Kroatië, Bosnië en Herzegovina, Noord-Macedonië samen tot de nieuwe staat Joegoslavië: een verzameling van een aantal aan elkaar verwante volkeren onder de naam "Koninkrijk van de Serviërs, Kroaten en Slovenen". De Serviërs speelden vanaf het begin een dominante rol in het nieuwe koninkrijk. Deze rol zorgde op de lange duur voor wrevel met andere bevolkingsgroepen op de Balkan, die veelal sterke verlangens koesterden naar meer vrijheid en zelfstandigheid. Naast politieke, economische en culturele aspecten waren er ook godsdienstige: enerzijds vanuit het christendom de katholieke Kroaten en Slovenen (± 30%) en de orthodoxe Serviërs (± 40%), anderzijds een moslimminderheid (± 15%), vooral in Bosnië, en in Kosovo de Albanezen. In het laatste decennium van het Interbellum moedigde de overwegend Servische regering de Serviërs aan zich in Kosovo te vestigen.

    In april 1941 vielen de troepen van Hitler het verdeelde land binnen. De Duitsers werden door een deel van de Kroaten als bevrijders onthaald. Het Duitsgezinde Kroatische leger 'ustaše' van Ante Pavelić mocht ongestoord zijn haat botvieren op alles wat niet-Katholiek en niet-Kroatisch was. Alleen al in het concentratiekamp Jasenovac hebben 120.000 mensen de dood gevonden. Ongeveer 90% van deze slachtoffers was Serviër. Dit kamp werd tot symbool van de ustaša's genocide op Servische bevolking. Dit zou later de Kroaten een slechte naam bezorgen in het naoorlogse Joegoslavië en mede de nauwe banden tussen Kroaten en Duitsland verklaren. In totaal kwamen ruim één miljoen mensen om tijdens de Tweede Wereldoorlog, hetgeen neerkomt op één op elke 16 inwoners.[1]

    De Italianen van Mussolini hadden via Albanië ook Kosovo bezet en geannexeerd. Aangezien Albanië sinds de val van de Albanese koning Zog een personele unie met Italië en Abessinië vormde, betekende iedere uitbreiding van Albanië een uitbreiding van Italië. Dit land had dus alle belang bij een Albanese dominantie, en trachtte dit derhalve te bewerkstelligen door Albanezen aan te moedigen zich in het gebied te vestigen en Serviërs te verjagen. Vanaf 1943 werd het gebied echter door de Duitsers bezet, die zich op hun beurt snel moesten terugtrekken.

    Kosovo in Socialistisch Joegoslavië

    In het door de oorlog verscheurde land kwam in 1945 Josip Broz Tito met zijn communistische partizanenleger als overwinnaar uit de strijd. Een saillant detail is dat Tito als Kroaat het doel had om de diverse bevolkingsgroepen tot een hechte eenheid te formeren. Hij beloofde van Joegoslavië een bondsstaat te maken, met gelijke rechten voor alle deelstaten, wat hem voor alle partijen aanvaardbaar maakte. Hij groeide van partizanenleider uit tot een gerespecteerd staatsman. Als president voor het leven voerde Tito een dictatoriaal bewind, dat hem in staat stelde zowel democraten als nationalisten voor tientallen jaren de mond te snoeren. Tijdens de staatshervorming in 1974 werd Kosovo onder de naam Socialistische Autonome Provincie Kosovo een autonome provincie binnen de Socialistische Republiek Servië, (net als Vojvodina). Hiermee kregen Kosovo en Vojvodina feitelijk evenveel zeggenschap binnen Joegoslavië als een deelrepubliek (eigen parlement, regering en rechtbank).

    Onder Tito's heerschappij genoten de Albanezen aanvankelijk relatieve vrijheid, maar na repressieve acties in 1974 en 1976 bekleedden Serviërs 75% van de belangrijke (overheids)functies. De Albanezen vormden inmiddels, gesteund door een hoog geboortecijfer, rond de 85% van de bevolking. De Servische minderheid woonde (en woont) hoofdzakelijk vrij geconcentreerd in het noorden, met een aantal verspreide gemeenschappen over de rest van Kosovo.

    Tito overleed op 4 mei 1980. Hij ging de geschiedenis in als de communistische leider die de Russische opmars naar het westen een halt wist toe te roepen: hij weekte zijn land los uit het Oostblok, volgde zijn eigen weg en gaf het communisme in Joegoslavië een eigen gezicht. Na de dood van Tito leidden de onderhuidse etnische spanningen echter opnieuw tot gewelddadige confrontaties: zijn levenswerk viel uiteen en bleek geen lange toekomst te hebben.

    Op 11 maart 1981 brak in Kosovo een opstand uit onder de Albanese inwoners. Zij eisten dat Kosovo net als alle overige republieken behandeld zou worden met de leus Kosova-Republikë (Kosovo Republiek). Na het neerslaan van de opstand, waarbij volgens de Servische autoriteiten 11 doden en 257 ernstig gewonden vielen (Albanese cijfers spreken daarentegen van 1600 doden en ongeveer een gelijk aantal gewonden) werden ongeveer 2000 Albanezen gevangengezet, waaronder een belangrijk deel van de Albanese intelligentsia en Albanese partijkaders.

    Een belangrijke aanleiding was het sentiment onder de Albanese bevolking dat zij werd achtergesteld. Uit de volkstelling van 1981 bleek dat van de 1.580.000 inwoners van Kosovo 1.230.000 zich als Albanezen beschouwden. Tegelijk bleek dat de banen in de publieke sector op dat moment voor twee derde deel door Serviërs bezet werden. In 1986 volgde een nieuwe opstand, die uiteindelijk ook zijn uitwerking in andere republieken van Joegoslavië zou hebben (discussie over democratie, solidariseren van politieke oppositie met de partij in sommige republieken, vragen naar de rechtmatigheid van de inzet en rol van het federale leger).

    De Servische houding verhardde. Nog in 1953 hadden de Serviërs op het slagveld bij Kosovo Polje een gedenkteken opgericht voor de in deze veldslag gesneuvelde Servische soldaten én voor de koppige strijders voor de onafhankelijkheid in de eeuwen daarna. De kwestie Kosovo speelde gedurende het uiteenvallen van Joegoslavië, dat vanaf 1986 in een stroomversnelling kwam toen Slobodan Milošević een prominente plaats ging bezetten, een belangrijke rol. Servische nationalisten zoals Miodrag Bulatović, Dobrica Ćosić en Slobodan Milošević en de Servisch-Orthodoxe Kerk hamerden erop dat Kosovo de bakermat van de Servische beschaving was en dat Kosovo daarom nooit en te nimmer mocht worden prijsgegeven aan de Albanezen.

    Joegoslavië valt uiteen

    Het Albanese verzet tegen de Servisch-nationalistische regering van Joegoslavië organiseerde zich onder leiding van Ibrahim Rugova, die in 1991 Kosovo tot een onafhankelijke staat had uitgeroepen maar alleen werd erkend door Albanië, ondergronds. Er ontstond een schaduwsamenleving die onafhankelijk was van de "bovengrondse" door de Serviërs geleide samenleving. De Albanese schaduwsamenleving in Kosovo kende een eigen regering en parlement, een universiteit, scholen, ziekenhuizen en zelfs een systeem van sociale zorg. Dit werd gefinancierd door middel van een eigen belastingstelsel en met behulp van Kosovaren die in het buitenland werkten (de Albanese diaspora).

    De Servisch-nationalistische koers van de regering van Milošević zorgde ervoor dat in andere deelstaten van Joegoslavië de steun voor onafhankelijkheid groeide. Milošević reageerde met verdere repressie. De onafhankelijkheidsverklaringen van achtereenvolgens Slovenië, Kroatië, Bosnië en (Noord-)Macedonië leidden tot oorlog en het uiteenvallen van Joegoslavië in de jaren 90. Montenegro splitste zich later af van Servië. Tijdens de oorlogen in de buurlanden was er vanuit de internationale gemeenschap aanvankelijk weinig aandacht voor de onderdrukking van de Albanezen in Kosovo. Binnen Servië was sprake van twee provincies met beperkte autonomie: Vojvodina (met onder meer een belangrijke Hongaarse minderheid) en Kosovo (met een belangrijke Albanese meerderheid).

    In 1997 zag Milošević zijn positie bedreigd door de oppositie. De economische misère van de oorlog was verergerd door een internationale boycot. Grootschalige corruptie en misdaad hadden de meeste Serviërs van hem vervreemd. Milošević reageerde opnieuw door het nationalisme aan te wakkeren, ditmaal gericht tegen de Albanezen in Kosovo. Tegelijkertijd radicaliseerde een deel van de Albanese bevolking, dat aanvoerde dat acht jaar van vreedzaam verzet geen enkel resultaat en geen enkele verbetering had opgeleverd. Zij richtten in februari 1996 het Kosovaarse Bevrijdingsleger (UÇK) op, dat brak met het pacifisme van Rugova en dat de wapens opnam tegen de Serviërs. Er volgden aanslagen op Servische militaire doelen (legerkazernes en politieposten) en op Albanezen die van collaboratie werden verdacht. Dit was de eerste fase van de Kosovo-oorlog.

    In februari 1998 antwoordde Belgrado op de aanvallen van het UÇK met een groot militair offensief om het UÇK uit te schakelen. Servische militaire en paramilitaire eenheden trokken Kosovo binnen. Het Servische offensief richtte zich niet alleen op de uitschakeling van het UÇK; ook de burgerbevolking moest het ontgelden. De Verenigde Staten bestempelden het UÇK aanvankelijk als terroristische organisatie, maar veranderden hun standpunt wegens Milošević' harde optreden. Samen met NAVO steunden de VS op allerlei manieren (diplomatiek en door wapensmokkel) de strijd van het UÇK. De Serviërs werden beschuldigd van etnische zuivering en de internationale gemeenschap greep in. Men probeerde Milošević eerst via diplomatieke wegen tot andere gedachten te brengen.

     Verwoesting in Kosovo, 1999

    In oktober 1998 werd er een akkoord bereikt, dat echter direct daarna werd geschonden. Er volgde een Kosovo-conferentie in het Franse Rambouillet in februari 1999. Hier ontstond het plan om Kosovo voor een periode van drie jaar zelfbestuur te verlenen, maar geen onafhankelijkheid. De Kosovaren tekenden het plan in maart 1999, op een vervolgconferentie in Parijs. Omdat het plan ook een NAVO-troepenmacht in Kosovo inhield bleven de Serviërs weigeren; de bezetting van Servisch grondgebied door buitenlandse troepen achtten ze onaanvaardbaar. Ook na dreiging met NAVO-luchtaanvallen ging Servië niet akkoord.

    Eind maart volgden die luchtaanvallen, waarvoor overigens niet de toestemming van de VN-veiligheidsraad was gevraagd. De doelen van de luchtaanvallen waren zowel militair als civiel: bruggen, spoorlijnen, chemische fabrieken en zelfs een televisiezender in Belgrado werden door NAVO-vliegtuigen gericht bestookt en verwoest. Na 78 dagen van bombardementen op Servische doelen in heel Servië, Montenegro en Kosovo tekende Belgrado de Overeenkomst van Kumanovo, waarmee de terugtrekking van het Servische leger en de Servische politie uit Kosovo een feit werd.

    Sinds de oorlogsjaren

    Na het wapengekletter kwam Kosovo onder bestuur van de Verenigde Naties te staan, die daartoe de missie UNMIK (United Nation Interim Administration Mission in Kosovo) oprichtte. Een NAVO-vredesmacht met de naam KFOR (Kosovo Force) werd ingesteld om toezicht te houden op de openbare orde. Veel Albanezen keerden naar hun huizen terug en trachtten hun leven weer op te bouwen. Veel Serviërs vluchtten op hun beurt naar Noord-Kosovo (met name rond Mitrovicë), waar de Serviërs nog een meerderheid vormden, en naar het eigenlijke Servië. Het Kosovaarse parlement bouwde in overleg met UNMIK aan wetgeving die op sommige gebieden (met name op het gebied van het strafrecht) de Servische wetgeving volledig heeft vervangen.

     Viering te Wenen van de onafhankelijkheid van Kosovo

    De status van Kosovo was ondertussen de inzet van internationale onderhandelingen, waarbij de partijen recht tegenover elkaar stonden. Het Kosovaarse parlement riep vervolgens op 17 februari 2008, op voorstel van premier Hashim Thaçi, eenzijdige de onafhankelijkheid uit. De aanwezigen stemden in een spoedzitting unaniem vóór de onafhankelijkheidsverklaring. Er waren tien afwezigen, inclusief de afgevaardigden van de Serviërs uit Kosovo.

    In deze verklaring stond onder meer:[2]

    Kosovo is gesticht op basis van het plan-Martti Ahtisaari[3] (de VN-gezant die belast was met het vinden van een staatsrechtelijke oplossing) Kosovo is een multi-etnische en democratische staat Kosovo zal zich wijden aan vrede en stabiliteit in de regio Kosovo stemt in met internationaal toezicht en de aanwezigheid van een vredesmacht.

    Dit was in feite de tweede onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo. De eerste werd uitgeroepen op 7 september 1990, maar werd in die tijd slechts erkend door het buurland Albanië.

    Deze onafhankelijkheidsverklaring volgde op de verkiezingsoverwinning van Hashim Thaçi in november 2007; hij eiste Kosovaarse onafhankelijkheid. Terwijl men feest vierde in Kosovo, waren er al direct enkele rellen. In de noordelijke stad Mitrovicë werd een handgranaat gegooid naar een gebouw van de Verenigde Naties (gerechtsgebouw met gevangenis) en een niet-ontplofte handgranaat naar een hotel dat ambtenaren uit de Europese Unie huisvest, evenwel zonder slachtoffers en met beperkte schade.[4]

    De voormalige Servische premier Vojislav Koštunica noemde het onafhankelijke Kosovo een "onechte" staat, opgericht in overtreding van internationale wetten. Servië weigert verdere samenwerking met Kosovo en wil zijn relaties met landen, die de onafhankelijkheid van Kosovo erkennen, opnieuw beoordelen.

    Rusland riep op 17 februari 2008 de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties in spoedberaad bijeen om de nieuwe situatie te bespreken. Rusland eiste maatregelen van de VN-missie UNMIK en van de NAVO-troepen om de onafhankelijkheid ongedaan te maken. De secretaris-generaal van de VN Ban Ki-moon drukte in een verklaring zijn bezorgdheid uit en vroeg "af te zien van elke actie of verklaring die de vrede in Kosovo en omliggend gebied in gevaar zou kunnen brengen, kan opruien tot geweld of de veiligheid in gevaar kan brengen".[5] De Belgische VN-ambassadeur in de Veiligheidsraad, sprekend voor zes westerse naties (België, Frankrijk, Duitsland, Italië, Kroatië en de Verenigde Staten), drukte zijn spijt uit dat "de Veiligheidsraad geen overeenstemming kon bereiken hoe het verder moet. Maar deze impasse was reeds maandenlang duidelijk. De gebeurtenissen van vandaag vormen slechts een conclusie van een proces waarin alle mogelijkheden tot een onderhandeld resultaat werden uitgeput."[6]

    Ongeveer de helft van de internationale gemeenschap heeft Kosovo erkend, waaronder België, Nederland en de Verenigde Staten. Afghanistan was het eerste land dat Kosovo officieel erkende als een onafhankelijke staat.[7] De meerderheid van de 28 EU-landen erkent Kosovo. Dit geldt niet voor de EU-landen Cyprus, Griekenland, Roemenië, Slowakije en Spanje. Enkele van deze landen kennen één of meerdere opstandige regio's die op hun beurt onafhankelijkheid nastreven. Deze landen willen geen precedent scheppen[8] en hebben aangegeven Kosovo niet te zullen erkennen.[9] Deze onafhankelijkheidsverklaring kan beschouwd worden als een precedent en aldus gevolgen hebben voor de wettelijke positie van een aantal afgescheurde, maar niet-erkende staten, aldus deze landen. Doordat Rusland en China, twee permanente leden van de VN-veiligheidsraad, Kosovo niet wensen te erkennen is een lidmaatschap voor Kosovo van de Verenigde Naties nog niet aan de orde.

    Ondanks de Servische tegenstand is Kosovo op 9 december 2014 officieel lid geworden van het IOC. Dit betekende dat Kosovo met een eigen nationaal team mocht deelnemen aan de Olympische Spelen van 2016 in Rio de Janeiro.[10]

      Zie ook de Internationale erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo
    Bogoljub Kočović: 'Žrtve Drugog svetskog rata u Jugoslaviji', Svjetlost, Sarajevo 1990.
    Vladimir Žerjavić Gubici stanovništva Jugoslavije u Drugom svjetskom ratu, Jugoslovensko Viktimološko društvo, Zagreb, 1989.
    Onafhankelijkheidsverklaring Finse diplomaat die een blauwdruk opstelde van de principes waaraan Kosovo zich moet houden, zoals internationaal toezicht door de EU en de bescherming van minderheden. NRC Handelsblad[dode link] De Standaard : Veiligheidsraad eens te meer verdeeld The Guardian: Albanian celebrations leave Serbs defiant. Gearchiveerd op 15 maart 2013. Javno.com en Serbianna.com "Kosovo's onafhankelijkheid kwestie van dagen", NU.nl, 24 januari 2008. Xinhuanet: "Kosovo's proclaimed independence provokes mixed responses from international community" BalkanInsight, Kosovo Wins Right to Compete in Olympics,09/12/2014 (geraadpleegd op 10/12/2014). Gearchiveerd op 10 juni 2016.
    Read less

Where can you sleep near Kosovo ?

Booking.com
487.421 visits in total, 9.187 Points of interest, 404 Bestemmingen, 47 visits today.