Context of Jamaica

Het eiland Jamaica (Jamaicaans Patois: Jumieka) is een land in het Caribisch gebied dat lid is van het Gemenebest van Naties met koning Charles III als staatshoofd. Het is een voormalige Britse kolonie, was in de 17e eeuw een tijd een vrijhaven voor piraten en werd later een belangrijke suikerproducent waarbij de economie afhankelijk was van slavernij.

Het eiland, dat door de Jamaicanen ook wel The Rock wordt genoemd, is de geboorteplaats van de Rastafaribeweging en de Reggaemuziek. Het ligt ten zuiden van Cuba en ten westen van het eiland Hispaniola.

More about Jamaica

Basic information
  • Currency Jamaicaanse dollar
  • Calling code +1876
  • Internet domain .jm
  • Mains voltage 116V/50Hz
  • Democracy index 6.96
Population, Area & Driving side
  • Population 2734093
  • Gebied 10991
  • Driving side left
Historie
  •   Zie Geschiedenis van Jamaica voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

    Het eiland werd rond 650 in bezit genomen door de Taínos en Arawaks uit Zuid-Amerika die het eiland Xaymaca noemden: Land van hout en water. Rond 1400 kwamen de Cariben, een kannibalistische stam uit Zuid-Amerika, het vredige bestaan van de Arawaks verstoren.

    Spaanse tijd

    In 1494 werd het eiland ontdekt door Christoffel Columbus, tijdens zijn tweede reis, die het eiland als privébezit toegewezen kreeg. In 1509 kwamen de eerste Spaanse kolonisten die het eiland Santiago noemden en er vanaf 1517 Afrikaanse slaven lieten komen. De Arawaks werden uitgeroeid door een combinatie van besmettelijke ziektes, slavernij en oorlog. Slechts een klein deel zou in de bergen weten te overleven. In de Spaanse tijd woonden er niet meer dan ongeveer tweeduizend mensen op het eiland, waarvan de helft Spanjaarden. Deze hielden zich voornamelijk bezig met landbouw en veeteelt voor export naar Spanje en de eveneens Spaanse kolonie Cuba. De Spanjaarden bouwden twee steden, Sevilla la Nueva en Villa de la Vega (later Spanish Town) dat de hoofdplaats zou worden.

    ...Lees meer
      Zie Geschiedenis van Jamaica voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

    Het eiland werd rond 650 in bezit genomen door de Taínos en Arawaks uit Zuid-Amerika die het eiland Xaymaca noemden: Land van hout en water. Rond 1400 kwamen de Cariben, een kannibalistische stam uit Zuid-Amerika, het vredige bestaan van de Arawaks verstoren.

    Spaanse tijd

    In 1494 werd het eiland ontdekt door Christoffel Columbus, tijdens zijn tweede reis, die het eiland als privébezit toegewezen kreeg. In 1509 kwamen de eerste Spaanse kolonisten die het eiland Santiago noemden en er vanaf 1517 Afrikaanse slaven lieten komen. De Arawaks werden uitgeroeid door een combinatie van besmettelijke ziektes, slavernij en oorlog. Slechts een klein deel zou in de bergen weten te overleven. In de Spaanse tijd woonden er niet meer dan ongeveer tweeduizend mensen op het eiland, waarvan de helft Spanjaarden. Deze hielden zich voornamelijk bezig met landbouw en veeteelt voor export naar Spanje en de eveneens Spaanse kolonie Cuba. De Spanjaarden bouwden twee steden, Sevilla la Nueva en Villa de la Vega (later Spanish Town) dat de hoofdplaats zou worden.

    Britse tijd
      Zie Kolonie Jamaica voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

    Jamaica zou de eerste Britse kolonie in staatshanden worden. Voor die tijd waren er al Engelse koloniën gesticht, in de Caraïben en in Noord-Amerika maar deze waren in private handen. Oliver Cromwell had een visie voor een Britse kolonie en stuurde een eigen vloot op pad. Oorspronkelijk viel de keus op Hispaniola maar toen de hoofdplaats te zwaar verdedigd bleek besloot men dan maar een ander gebied op de Spanjaarden te veroveren. Daarbij viel de keus op het naburige, zwak verdedigbare eiland Jamaica dat in 1655 door de Britten werd ingenomen. Veel Spanjaarden die er woonden vluchtten naar Cuba. Ze lieten hierbij hun slaven achter met het oog op hun hulp bij een eventuele herovering van het eiland. Deze slaven zijn echter de bergen ingetrokken en bouwden daar een nieuw bestaan op. Ze staan bekend als de marrons en ze zouden nog lang guerrilla-aanvallen op de Engelsen blijven doen. In 1658 probeerden de Spanjaarden tevergeefs het eiland weer in te nemen. In 1670 werd Jamaica formeel aan Engeland overgedragen. Jamaica zou aan de basis komen te staan van het steeds verder uitbreidende Britse Koloniale Rijk.

    Piratentijd  Henry Morgan werkte als boekanier vanuit Port Royal. Hij zou later luitenant-gouverneur van de Kolonie Jamaica worden.
      Zie Piraterij in de Caraïben voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

    De eilandkolonie bleek economisch moeilijk rendabel te maken. Daarnaast was Engeland doorlopend in oorlog met Spanje en men was bang dat het makkelijk ingenomen Jamaica ook weer makkelijk terugveroverd zou worden. Aangezien de Britse vloot nog niet veel voorstelde en de kolonie een inkomstenbron nodig had besloot men van de havenstad Port Royal een vrijhaven voor kapers te maken die van daaruit Spaanse schepen en steden konden plunderen.[1] Deze kapers kregen een kaperbrief, wat inhield dat ze hun gang mochten gaan mits ze een groot deel van de buit maar afgaven aan de koloniale regering. O.a. Henry Morgan, Edward Mansveldt en Christopher Myngs organiseerden hun plundertochten vanuit Port Royal. Deze stad werd ook de plek waar vele kapers hun geld verbrasten en waar van alles gebeurde wat God verboden had. Ook waren er kapers die met hun geld een plantage oprichtten. Vanaf 1687 was de suikerteelt veel belangrijker geworden en in 1713 werd met de Vrede van Utrecht de piraterij verboden. Vanaf dat moment was de stad een plek waar piraten werden vervolgd. Henry Morgan zou later ondergouverneur van Jamaica worden en tegen de Marron strijden.[2]

    Spanish Town was in die tijd de hoofdstad maar Port Royal zou steeds meer bestuurlijke taken overnemen tot de stad in 1692 getroffen werd door een aardbeving en tsunami waarna de stad grotendeels in zee zonk. Aan de overzijde van de baai werd een nieuwe stad opgebouwd, genaamd Kingston.

    Suikerteelt

    Onder Brits bestuur werd Jamaica een belangrijk wingewest. Er kwamen plantages, waar vooral suikerriet werd verbouwd. Op de plantages werden grote aantallen slaven uit West-Afrika tewerkgesteld. Voor de blanke elite was het goed zaken doen en de vele landhuizen die ze lieten bouwen (de Great Houses) herinneren nog aan die tijd. De plantage-eigenaar Simon Taylor werd een van de rijkste mensen in het gehele Britse Rijk. De plantage-eigenaren maakten samen met de gouverneur de dienst uit in de politiek. Dit werd de Plantocratie genoemd.[2]Overigens stierven vele kolonisten aan gele koorts en malaria.[1]

    Tussen de wereldmachten was destijds nogal wat strijd om de macht over de economisch belangrijke kolonies in het Caraïbisch gebied. Zo verwoestte een Franse vloot in 1694 meer dan vijftig suikerrietplantages.[bron?]

    Slavernij en opstanden  Aanval van Marrons op een plantage in 1795

    In haar geschiedenis heeft Jamaica diverse slavenopstanden meegemaakt. Van de plantages gevluchte slaven zochten vaak hun toevlucht bij de Marrons in het binnenland. Van daaruit voerden ze aanvallen uit op plantages. Dit leidde tot diverse strafexpedities van het koloniale leger. De eerste oorlog met de Marrons begon in 1728, duurde meer dan tien jaar waarna de Engelsen in 1739 een verdrag met hen sloten. Ze kregen zelfbestuur in de binnenlanden. Als tegenprestatie moesten ze helpen nieuwe opstanden te onderdrukken en gevluchte slaven opsporen. Er brak een nieuwe opstand uit in 1760, Tacky's War , en de Marrons hielpen om die te onderdrukken. In 1795 ontstond een opstand in het noorden en raakten de Marrons opnieuw in oorlog met de Engelsen. In 1831 vond op het eiland een massale slavenopstand plaats die Baptist War zou heten. In 1833 werd de slavernij in alle Britse gebieden verboden. De handel in slaven was reeds eerder in 1807 verboden. Veel voormalige slaven verlieten de plantages en zetten eigen boerderijen op. De bevolking kreeg nog ontberingen te verduren, zoals de Morant Bay rebellie in 1865 geleid door George William Gordon en Paul Bogle. Ook deze werd hardhandig onderdrukt.

    Identiteit zelfbestuur  Marcus Garvey, pionier van de burgerrechtenbeweging, zowel in Jamaica als in de Verenigde Staten

    Sinds 1872 is Kingston de hoofdstad. In de twintigste eeuw kwam een burgerrechtenbeweging op gang onder de zwarte bevolking o.a. door Marcus Garvey. In de jaren dertig van de twintigste eeuw ontstond de Rastafari, een levensbeschouwing die de Jamaicaanse identiteit koppelde aan de Afrikaanse wortels.

    In 1944 kreeg Jamaica volledig zelfbestuur en algemeen kiesrecht. Vanaf 1958 maakte Jamaica deel uit van de West-Indische Federatie, maar deze federatie bleek geen succes en viel in 1962 uiteen. Op 6 augustus 1962 werd Jamaica onafhankelijk en deze datum is sindsdien een nationale feestdag.

    Het land kent echter de nodige politieke instabiliteit met verschillende groeperingen die lijnrecht tegenover elkaar staan. In 2010 vond een grote veldslag plaats in de hoofdstad tussen het leger en de onderwereld.

    a b Portillo's Empire Journey - Episode 2 Jamaica (YouTube) a b YouTube - BBC Empire door Jeremy Paxman: Episode 4 Making a Fortune
    Read less

Where can you sleep near Jamaica ?

Booking.com
487.368 visits in total, 9.187 Points of interest, 404 Bestemmingen, 1 visits today.