Bolān Pass (Urdu: درۂ بولان) is een vallei en een natuurlijke toegangspoort, door het Toba Kakar-gebergte in de provincie Balochistan in Pakistan, 120 km (75 mijl) ten zuiden van de grens met Afghanistan. De pas is een 89 km lang stuk van de Bolan-riviervallei van Rindli in het zuiden tot Darwāza bij Kolpur in het noorden. Het bestaat uit een aantal smalle kloven en stukken. Het verbindt Quetta met Sibi over de weg en per spoor.

Strategisch gelegen, hebben handelaren, indringers en nomadische stammen het ook gebruikt als toegangspoort van en naar Zuid-Azië. De Bolān-pas is een belangrijke pas aan de grens van Baluch en verbindt Jacobabad en Jhang met Multan, dat altijd een belangrijke plaats heeft ingenomen in de geschiedenis van de Britse campagnes in Afghanistan.

De lokale bevolking ten zuiden van de pas bestaat voornamelijk uit Brahvi-stammen, die zich uitstrekken van Bolan Pass tot Kaap Monze aan de Arabische Zee. De etnische groep ten noorden van de pas bestaat voornamelijk uit Pashtuns, terwijl in het westen Baloch zijn.